Een stukje Astense geschiedenis
HET DORP
De meeste mensen kennen Astene omdat ze er via rijksweg 43(voorheen rijksweg 14) doorheen snorren; ze vinden het dorp maar niets bijzonders, of niet de moeite waard: dat dorp is één lange straat, een weg met lintbebouwing waartussen het meest opvallend de verlichte nachtkapellen zijn waarin zusters van liefde dienst doen.
Die mensen weten dan niet dat het mooie deel van dit dorp enerzijds aan de Leie ligt, vlak bij de rivier met een oude Leie-arm(zie foto's startpagina), anderzijds aan de andere kant van de weg, waar mooie hoeven liggen(zie foto's Astene dorp en dreef), vaak binnen de wal eromheen, met nog resten van wat vroeger één groot bos was, de huidige Astene dreef.
De landelijke gemeente met 956 ha was vroeger één bos met daarin gerooide bewoning en landbouw. Ze is nu een residentiële gemeente geworden, wat het landschap niet ten goede is gekomen. Toch zijn er nog heel wat lapjes en lappen overgebleven van de landschappelijkheid van weleer.DE
NAAM
In
Nederland en Duitsland zijn er nogal wat taalverwante plaatsnamen.
Heeft
de naam Astene een betekenis?
Natuurlijk...
maar er zijn nogal wat verklaringen:
-
waar men velden vruchtbaar maakt;
- waar ijzer uit de grond gebrand wordt (ast = oven);
- waar hout verkoold wordt;
- wastine - woestijne - woestenij, d.i. onontgonnen
grond;
- waar de woningen uit asten (= takken) bestaan;
- een stenen huis aan het water (a-steen).
De
eerste verklaring wordt voor de beste genomen.
In 856 vermeldde men de streek als “astenaria mariscum" (alle
dergelijke teksten waren toen in het Latijn) wat zou kunnen vertaald worden als
"de meersen van Astene".
De
bovenste bodemlaag van Astene bestaat nu nog uit zware meersgrond: zwaar en
zompig bij nat weer, zeer hard bij droog weer.
Een
eind van de Leie wordt die bodemlaag zanderig.
De Leie toont wel waar de grond het zachtst is want water, ook in de vele
beken, zoekt de zachtste weg en wijkt dus uit voor hardere lagen. Dat verklaart meteen de vele bochten van de Leie en de erin
uitmondende beken, vooral toen in die loop nog niet werd ingegrepen door
rechttrekken en doorsteken.
Er is aan de loop van de Leie al herhaaldelijk ingegrepen; ook in de breedte. Dat is meestal in functie van de scheepvaart en niet ten gunste van het landschap.
DE
LEIE
Heel
lang geleden was de Leie wellicht breder en minder diep.
Ze zette jaar na jaar een laag vruchtbare modder neer in winter- en
voorjaarsoverstromingen, waardoor in de loop der eeuwen de oevers verhoogden, de
bedding meer werd uitgeschuurd en de meersen bemest werden.
In de recente eeuwen was de Leie hier zowat 30 meter breed en 7 meter diep. Van Deinze, stroomafwaarts voorbij de laatste brug is die breedte in de jaren zeventig verdubbeld tot bij Versele. Achter de stapelplaats van de firma Van De Ginste is de Leie zelfs ongeveer verdrievoudigd als zwaaikom voor schepen tot 600 ton (om te keren).
Met de uitgegraven specie heeft men de meersen op de linkeroever wat opgehoogd, waardoor de functie van winterbedding die deze meersen soms hadden (o.a. en vooral in de 54 ha Brielmeersen te Deinze) verloren is gegaan. In 1987 heeft men de oude trekweg op die linker oever zwaar opgehoogd, zelfs zodanig dat die er nu als een dijk uitziet. Thans zijn de oevers en de dijk erg in trek bij wandelaars en fietsliefhebbers.
HET
SAS VAN ASTENE
Het
sas dateert van 1861 toen men (1862-1866) een doorsteek van een honderd meter
groef om zowat 5 km lengte in bochten uit te sparen (wat de oude Leie met
Vosselare-Put creëerde). De
bedoeling was o.a. het rootwater uit Gent weg te houden.
Dit werk kostte bijna 300.000 fr. (van toen!) (de aanbesteding was
217.800 fr.). Al die kunstmatige ingrepen, samen met de directe industriële
vervuiling van het water, hebben van de Golden River een kanaalachtige open
riool gemaakt.
De
oeverbewoners en de landbouwers zijn daar ook niet onschuldig aan. De
gemeentelijke riolering, de vlugge afwatering van de oppervlaktewaters, van
huishoudelijk en industrieel afvalwater evenmin.
En toch is er beterschap op komst. Sinds kort is men begonnen met de aanleg van waterzuiveringsstations en krijgt de industrie veel strengere normen op gebied van afvalwaterlozing.
Tot het begin der jaren '50 was zwemmen in de Leie mogelijk.
In de Oude Leiearm is het s' zomers weer heel druk.
DE
BEVOLKING
De
oudste bevolkingstelling waar we weet van hebben is een telling van het aantal
"haarden". In 1469
waren er in Astene 44 "haardsteden", wat betekent dat er zowat 227
inwoners waren. Een telling van 1695 geeft volgende gegevens: 203 mannen en vrouwen met 230
kinderen, 33 knechten en meiden. Slechts
in 2 gezinnen waren er 6 kinderen, 5 gezinnen hadden 5 kinderen en 14 gezinnen
hadden 4 kinderen. Al de andere
gezinnen hadden 3, 2 of 1 kinderen waaruit we besluiten dat het een vooroordeel
is dat er vroeger altijd veel (10-15) kinderen waren per gezin (dat was wel zo
in de 19de eeuw); laat dan het kinderaantal van Astene 1695 in oorsprong wat
hoger liggen, de kindersterfte meegeteld. Het
jaar ervoor was een slecht jaar geweest in Vlaanderen; met oorlog en pest te
Astene werden 15 kinderen geboren maar stierven er 48 mensen.
Andere
bevolkingscijfers:
In
1820 waren er 1268 inwoners.
In
1947 waren er 2110.
In
1970 waren er 3076.
In
1983 waren er 3347.
In
2002 waren er
In 2004 waren er 4743 inwoners in 1767 woningen.
In 2005 waren er 4826 inwoners
In 2008 waren er 4920 inwoners
In 2009 waren er 4899 inwoners
In 2013 waren er 4919 inwoners
In januari 2020 tellen we 4963 inwoners
Over
de periode 1797-1816 (dus over 20 jaar - begin van de burgerlijke stand) was de
gemiddelde levensduur te Astene bijna 32 jaar voor mannen en 30 jaar voor
vrouwen. De grote kindersterfte
trok natuurlijk dat gemiddelde naar omlaag: 38,5% van de sterfgevallen te Astene
golden kinderen beneden de leeftijd van 7 jaar en 9% van de sterfgevallen waren
jonge mensen tussen 8 en 21 jaar. Dus
47,5% van de overlijdens waren gevallen beneden de 21 -jarige leeftijd; bijna
de helft dus!!!
In
de periode 1963-1967 was te Astene de gemiddelde levensduur voor mannen 54 jaar,
voor vrouwen 66 jaar. De
kindersterfte beneden 7 jaar was nog amper 3,9%; voor de leeftijdsgroep van 8
tot 21 jaar was er geen enkel overlijden te Astene.
De gemiddelde leeftijd bij het aangaan van het huwelijk was voor de periode 1790-1829 30 jaar voor de mannen en 27 jaar voor de vrouwen. Vóór het 20e jaar werd er weinig gehuwd; tussen 25 en 29 jaar het meest, daarna was de talrijkste groep tussen 30 en 34 jaar. Maar de vroege sterfte van één van de twee partners veroorzaakte vaak weduwschap en een tweede huwelijk. De helft van de mensen die hertrouwden te Astene deden dit reeds binnen het jaar.
WEGEN
EN WATER
Deinze
werd herhaaldelijk belegerd; om de 100 jaar werd het zeer zwaar, bijna totaal
vernield: 1382, 1485, 1582. In 1582
werd het totaal (op 3 kleine huisjes na) verwoest en lag het ontvolkt; een
generatie lang in puin. De
omliggende dorpen deelden dat lot, vooral in de mate waarin dat dorp "in de
weg" lag van de troepenverplaatsingen.
Wat dat "in de weg liggen" betreft moet men rekening houden met
het feit dat Astene het voordeel had niet direct "in de weg" te liggen
van de verplaatsingen tussen Gent en Kortrijk, zoals dat nu wel is.
Die verplaatsing ging immers over Drongen, Leerne, Bachte en dan via de
Markt over de enige Leiebrug naar de Knok en langs de Petegemse
St.-Martinuskerk. Wat nu rijksweg is te Astene was tot in de 18de eeuw een
zandwegel naar Deurie. Er was te
Astene in het zuidelijker dorpsdeel, bij de grens met Nazareth, wel een oude
heirweg die naar Gent liep (een Romeinse E3).
Men maakte destijds ook veel gebruik van de waterwegen: scheepvaart vraagt geen grote kracht; schepen konden door paarden of door mensen getrokken worden. Daarvoor bestond er trouwens een trekweg. Boottrekkers waren er niet alleen op de Wolga.
Huizen
of villa's die hun domein tot in de Leie afbakenden bestonden toen nog niet.
Zo kon iedereen vrij vissen in de Leie.
Want er was vis; zoveel zelfs dat men de visgebieden nadien ging
verpachten met visrecht - waardoor de vrije visvangst beperkt en belemmerd werd.
Lange tijd waren er hier of daar bijna doorwaadbare plaatsen in de Leie,
plaatsen die toen door de veetelers werden gebruikt om hun koeien over te
brengen naar de vette meersweiden - de koeien moesten ook wel even overzwemmen,
zoals trouwens op sommige werken van onze Leieschilders te zien is (vooral van
Xavier De Cock). Veeteelt en
landbouw waren de hoofdbezigheden van de Astense bevolking.
Voor die agrarische produktie was er dan wel een molen nodig, een
molenaar, enz... Wanneer de boerin niet meer zelf bakte was er een bakker nodig.
Zo ontstonden de kleine zelfstandige arbeiders; op het platteland, waar
men lange tijd alles zelf deed kwamen die beroepen (ambachten en neringen) later
voor dan in de steden en zeker minder georganiseerd.
Met
het overschot (na eigen gebruik) van de landbouw- en veeteeltproductie trokken
de Astenaars naar de Markt te Deinze: iedere woensdag, reeds in de 13de eeuw
(1242). Naar die markt was er voor
de Astenaars maar één weg: via de Holpoort (of Oudenaardse poort) over de daar
overwelfde Kaandel, naar de Leiebrug te Deinze, de enige brug uren in de omtrek.
Dat die brug voor de afzet van Astense producten essentieel was bewijst
het feit dat Astene destijds herhaaldelijk moest meebetalen om de brug (als ze
zwaar beschadigd was - niet voor het gewone herstel of onderhoud) te herstellen.
Machelen moest dan trouwens ook mee betalen.
DE
HOFSTEDEN
In
1586 was de veestapel en de landbouw gereduceerd tot amper 9% van wat het
normaal moest zijn (in 1580-1584 waarschijnlijk nog minder).
En het was immers van landbouw en veeteelt (en aanhankelijkheden) dat men
te Astene leefde. Vandaar dan ook
het belang van de hoeven, afhankelijk van bepaalde heerlijkheden: het Goed te
Wallebeke, het oud Goed te Parijs, het nieuw Goed te Parijs, het Goed te
Breesschoot, het Goed ter Woestijne, het Goed te Spaans, het Goed ’s Riken,
het Goed te Stocstoorms, het Goed ter Verre, het Goed te Gampelaere, het Goed
’s Ridders en het Goed van het Begijnhof,
Nu
woont op die hoeven de boer-pachter, of eigenaar, en zijn gezin.
Vroeger woonde er de boer pachter met vrouw en hun zoons en dochters,
maar ook met knechten en meiden en meestal was er ook een verblijf voorzien voor
de eigenaar als die op bezoek kwam (o.a. om eens te inspecteren en/of om een
deel van de in natura voorziene pacht te komen halen).
Die hoeven waren groot en ruim. Als
we weten dat Wallebeke in 1643 543
soldaten moest en kon logeren, paarden van die soldaten incluis, dan moet het
Hof wel heel wat meer geweest zijn dan vandaag.
En "logeren" betekende niet alleen een slaapplaats bezorgen
maar ook eten en drinken en verblijf.
De
heerlijkheid van Wallebeke had een pachthof met woonhuis, gelegen binnen een wal
(zoals er te Astene nog een enkele bestaan).
Tot het Goed te Wallebeke behoorden, buiten de wal, landbouwgronden en
vier bossen. Men reed het
woongedeelte binnen via een inrijpoort met bovenbouw en met aangebouwde
woongelegenheid. De beneden- en de
bovenverdieping van dit inrijgebouw moesten door de pachter van de hoeve steeds
ter beschikking gehouden worden van de Heer van Wallebeke.
Op
de Heerlijkheid van Wallebeke lag ook een herberg; die lag aan Wallebeke-brug.
Het uithangbord was de GAPAERD. De
oudste vermelding van die herberg (tevens de oudste vermelding van een herberg
van Astene) gaat terug tot 1529. Hij
lag op de steenweg en lag daar al jaren vóór die weg gekalseid werd (dat
gebeurde in de eerste helft van de 18e eeuw).
In de 18' eeuw speelden de Astenaars toneel in de Gapaert).
Het
Goed te Gampelare brengt ons bij een
bekende Gentse familie. Het was
omstreeks 1430 in het bezit van Joos Vydt en van zijn echtgenote Elisabeth
Borluut, dat zijn de donatoren, afgebeeld als opdrachtgevers, op het
wereldberoemde schilderij Het Lam Gods van Jan (en Hubert) Van Eyck.
Voor Gampelare moest de pachter elke kerstavond 4 stenen boter bezorgen aan Joos Vydt te Gent, ook hout moest hij leveren maar dat mocht niet van jong of opschietend hout zijn. Aan olmen of eiken mocht hij niet komen. Hij moest jaarlijks 25 waeylinghen laten staan en 25 bomen planten. De eigenaar, Vydt dus, moet aan de pachter 4 el lakenstof geven. De pachter moest per jaar tweemaal een karwei uitvoeren met twee paarden, telkens gedurende drie dagen. De eigenaar moest tijdens die zes dagen de paarden en de dienstknecht van eten voorzien. De eigenaar had bestendig de beschikking over de woning op de wal, dus over de kamers boven de overbouwde ingangspoort.
Het
Goed te Breetschoot, Brederschoot,
Breeschoot staat reeds in 1390 vermeld. Het
was toen eigendom van Janne van Hoedevelde en werd gepachte door Gillis van der
Huist, zoon van Martin. Het was 39
bunder groot, dus ruim 40 ha. De
pachter kreeg van de eigenaar in leen: paarden, koeien, kalvers en varkens.
Er staan in de pachtnota gegevens over braakliggende grond, over de
beplanting, de bemesting (28 duim diep) het snoeiwerk (eikenhout om de 8 jaar,
els 7 jaar, wilg 3 jaar). De
eigenaar geeft ook hier ieder jaar 4 ellen "frociaeken" voor " 's
pachters wijf". Ook over het
ploegen staan onderrichtingen in het huurkontrakt.
Bij de eigenaars vinden we Jud Van der Speeten, Frans De Stoppelaere,
Lanchals, burgemeester van Deinze, Delia Faille.
We
zouden hier voor elke oude hoeve de vermeldingen kunnen noteren.'Beperken we ons
echter tot een opsomming:
Het
Goed te Parijs, eerste vermelding in 1397, nadien gesplitst in het oud en het
nieuw Goed te Parijs.
Het
Goed ter Woestijne waarvan een pachtnota uit 1462 bekend is.
Het
Goed te Spaans of te Spans. De
eerste vermelding gaat terug tot 1464 maar heette dan "Spaens goedt",
wat 's Pauws is, waarschijnlijk naar de naam van bezitter of uitbater, een de
Pauw; of zou het een pauwenhof geweest zijn, een hof met enkele pauwen?
Het
Begijnhof, in 1662 in de kerkrekeningen "de Begijnstede" genoemd (maar
waarschijnlijk de naam van een stuk grond, niet van een eigenlijk boerenhof).
Het
Goed 's Ridders.
Ten
Hove (1480) (Van den Abeele)
Het
Goed van Stuyvenberghe.
Het
Goed Kwade Betaling.
De
Hofstede ter Huist in 1482 al vermeld als liggend aan de Karmstraat.
De
Hofstede de Catte.
Het
Patershof (De Ruyck).
De
Hofstede Swaenepoel.
De
Augustijnenhoeve (reeds 1414).
Het
leen ten Knokke
Goed
ten Hove
Op
die pachthoeven en afhankelijkheden leefden de Astenaars; ze leefden van en met
die hoven en de hele bedrijvigheid daar rond met de gang der jaargetijden met
telkens het specifieke werk, ook voor de nevenbedrijven: de smid, de molenaar...
en de kooplieden.
DE KERK
De oudste sporen van bewoning op
het grondgebied van Astene gaan terug tot de Romeinse tijd. Bij grondwerken in de Casselrylaan ontdekte men in
1978 resten van twee brandgraven uit de periode tussen 50 en 150 jaar na
Christus.
De aard van de vindplaats en het gevondene past tussen de andere vindplaatsen van brandgrafresten in het Gentse, het Kortrijkse en de concentratie rond Huise-Kruishoutem. Langs de Leie moet er toen, voor die tijd een vrij intense bewoning geweest zijn.
Opvallend is, in de hele Leiestreek, dat alle kerken dichtbij de Leie stonden (althans de oorspronkelijke kerken - niet meer de nieuwbouw uit de 19de eeuw). Dat was ook zo te Astene.
De
oorspronkelijke kerk stond op de heuvel die in 1955-56 afgegraven werd voor de
uitbreiding van de firma Versele (toen nog niet Quartes) en de aanleg van het
De
kerk werd afgebroken toen in 1836 de nieuwe kerk in gebruik kwam. Pro memorie
werd in 1839 op de heuvel een kapel gebouwd op de plaats van de kerk. Rondom die
kerk was natuurlijk het kerkhof, dat tot 1836 dienst deed.
Deze
kapel verklaart de straatnaam Kapellestraat. De oude kerk had in 1834 de
reputatie "één van de oudste van het land" te zijn geweest en
gebouwd op resten of op fundamenten en met resten van een Romeinse
Het zal wel eerst een houten kerk geweest zijn op die Romeinse onderbouw. Hout was trouwens het ter plaatse beschikbare materiaal, want de paar huizen lagen in een zeer bosrijk gebied (eigenlijk allemaal bos en nog te rooien). De Noormannen zullen ze op hun tocht van Gent naar Kortrijk via de Leie, wel in brand gestoken hebben, zoals die van Deinze ook. De Noormannen waren niet op toeristische uitstap maar waren op zoek naar buit en vestigingsplaatsen (vb. hun vestiging in Normandië en op vele plaatsen in Engeland). Dat de Leie breder was of minder diep dan nu hinderde hen niet. Hun grootste schepen hadden amper een meter diepgang nodig. Zou die "oudste" kerk dan de stenen herbouwing geweest zijn van de 880-881 verbrande kerk?
In Deinze herbouwde men in de 10e eeuw, in Romaanse stijl. Maar die Deinse kerk werd in 1382 totaal vernield en op Romaanse fundamenten gotisch herbouwd. De Astense kerk kan ook uit die 10e eeuw stammen en zal dan inderdaad één van de oudste zijn geweest. Er zijn dan wel nog veel stormen overheen gegaan (maar zonder totale vernieling) alvorens ze versleten en bouwvallig werd. Zo kon een dorp zich niet achter muren en poorten beschermen tegen rondtrekkende soldaten of benden bedelaars die het platteland afschuimden en plunderden, iets wat een ommuurde en besloten stad wel kon.
ASTENSE
GEMEENTERAAD ANNO 1913
Auguste
Leroy, burgemeester (l865 - burgemeester sedert 11 januari 1904 tot 1946
onderbroken 1928-34)
Camiel
Van den Abeele, schepen Felix Billiet, Schepen
Alfons
Rickaert, raadslid
Leo
De Kocker, raadslid
Alois
Verwee, raadslid
Emile
Campe, raadslid
Remi
Rogge, raadslid
Adolf Van Ooteghem, raadslid
secretaris: Jules Malfait tot 1926, in 1922 wegens ziekte tijdelijk vervangen door Alois Verwee
1926: Arthur Van den Heede 1941:Urbain Van den Heede tot en met 1970
Ontvanger
Jeroom Latte tot 1920 (woonde in Nazareth) dan tijdelijk vervangen door zijn
zoon Almir (te Astene geboren maar woonde te Nazareth).
Dan werd Adelin Braemscheute benoemd maar die benoeming werd door de
provincie niet goedgekeurd. Dan
werd Maurice Danneels benoemd, andermaal een benoeming die niet goedgekeurd
werd.
Ten slotte werd Hector Van Brabandt benoemd, de benoeming die wel goedgekeurd werd.
Veldwachter:
August De Backer.
Dorpsonderwijzer:
Blindeman; hij kreeg als hulponderwijzer Desideer De Grauwe, die in 1913
vervangen werd door Margaretha Verbiest (van Nevele) en door Evarist Ernest De
Vos.
In
de jaren 1910-1914 was de aktie vóór de "Vervlaamsching der Gentsche
Hoogeschool" volop bezig. (Men vergete niet dat middelbaar en hoger
onderwijs in Vlaanderen alleen in het Frans mogelijk was).
Het wetsontwerp, opgesteld en uitgewerkt door de Hogeschoolcommissies en
o.a. door de Drie Kraaiende Hanen (Van Cauwelaert, Huysmans, Franck) werd
ingediend (ondertekend door twee voornoemden en door Anseele i.p.v. Huysmans).
De gemeenteraad van Astene richtte volgende motie tot regering en
parlement.
De raad.
- overwegende dat het onderwijs in de moedertaal
het beste is voor de zedelijke en verstandelijke belangen van het land;
- overwegende dat de Hogeschool moet vormen rechtsgeleerden, geneesheren, ingenieurs voor alle bedrijf, bekwaam door in de taal van het volk door woord en schrift, de vruchten hunner geleerdheid mede te delen aan hunne landgenoten die de Hoogeschool onderhouden; opdat hier ook door samenwerking der krachten, meer ontwikkeling en welvaart zouden bloeien.
- overwegende dat bij toepassing der grondwettelijke beginselen van vrijheid en gelijkheid, de Staat evenveel gelegenheid moet geven voor het Hoger Onderwijs in de eene taal als wel in de andere, door het inrichten van een Fransche en een Vlaamsche Hoogeschool.
- drukt de wensch uit dat de Kamer van
Volksvertegenwoordigers het wetsontwerp tot de trapsgewijze vervlaamsching der
Gentsche Hoogeschool nedergelegd door de Heeren Van Cauwelaert, Franck en
Anseele, binnen den kortst mogelijken tijd en zonder verminking zou stemmen.
In februari 1923 is er nog eens zo een motie. We noteerden:
- de hulponderwijzeres verdiende in 1913 1.100 fr. per jaar;
In 1913 hielden de gemeentesecretarissen in het kader van de Gentse wereldtentoonstelling een internationaal congres dat door Astene gesteund werd met een bijdrage van 16 fr.
In januari 1915 moest Deinze 1600 fr. betalen om de "kosten voortspruitende uit het onderhoud van Duitsche troepen" te betalen. Aanvankelijk wou Deinze dat over de aangrenzende gemeenten verdelen. Nadien trok Deinze die vraag in.
De veldwachter kreeg in 1915 opslag: van 850 fr. op 855 fr.
De
wedde van de secretaris wordt ook verhoogd (wegens dienstjaren) van 1040 tot 1
300 fr. per jaar.
In
1915 komt het voedingsprobleem der bevolking vaak ter sprake
evenals verplichte leveringen aan
het Duitse leger. Het financieren
van die leveringen, hetfinancieren van voedselaankoop voor de bevolking en het
betalen van extra-prestaties vb. aan de veldwachter, moet met leningen bekostigd
worden. De wedden van het personeel
gaan in 1915 naar omhoog; de secretaris krijgt in januari 1916 hulp van Juf.
Anna Verwee. Maar in oktober
verlaat ze de gemeente en dan wordt de zoon van de secretaris, Hubert Malfait
tot huipschrijver benoemd tegen 2,5
fr.
"per dag werkens".
Adolf
Malfait moet de extra gelden veroorzaakt door leveringen aan het Duits leger
gaan ontvangen te Gent; daarvoor krijgt hij 2 fr. per reis.
De
secretaris mag zich voor allerlei schrijfwerken laten bijstaan door iemand naar
eigen keuze - in 1920 tegen 1 fr. per uur.
In
1920 wordt Hendrick Vereecke uit Aalter onderwijzer te Astene.
Tot
het oprichten van een herdenkingsmonument voor de gesneuvelden van 14-18 werd
door de gemeenteraad beslist in september 1919 en dat werd toevertrouwd aan een
comite bestaande uit de burgemeester, de twee schepenen (Leroy, Van den Abeele
en Billiet) en de gemeentesecretaris, de pastoor, graaf Sixte Ruffo de Bonneval,
Emiel Claus, Alois Verwee, Eduard De Vos en Juliaan Verhasselt. Er gebeurde een omhaling bij de inwoners.
Antoon van Parijs maakt een ontwerp.
Het gedenkteken kostte 1.850 fr.
Het gemeentebestuur kreeg aanvragen om elders gedenktekens of herinneringen te steunen maar wees die steeds af.
BEKENDE
ASTENAARS
Emile Claus (1849 - 1924)
Emile
Claus is internationaal bekend als luministisch-impressionistisch schilder.
Talloze
keren heeft hij het Leielandschap in haar ongerepte schoonheid geschilderd; hij
kreeg er nooit genoeg van de verschillende licht- en kleurschakeringen op doek
vast te leggen. In zijn villa
"Zonneschijn", waar hij bijna 40 jaar zo gelukkig was, ontving hij
schrijvers, schilders, componisten en andere kunstenaars uit de hele wereld.
Eén van zijn merkwaardigste doeken, namelijk de magistrale
"Bietenoogst is te zien in het Museum van Deinze en de Leiestreek.
Paul
Lowie (1910 - 1943)
Aangehouden
op 1 mei 1942 als groepsleider van de Deinse verzetsafdeling Verbleef in
verscheidene Duitse gevangenissen. Hij
werd ter dood veroordeeld en op 18 augustus 1943 in de Staatsgevangenis van
Dortmund onthoofd.
Zijn
asurn werd op zaterdag 9 augustus 1947 bijgezet op de stedelijke begraafplaats
van Deinze.
Albert
Saverys (1886 - 1964)
Liep als jonge schilder in de voetsporen van Emile Claus en schilderde dus luministisch-impressionistisch. Evenals Claus, had hij dezelfde liefde voor de Leie en het Leielandschap. Later zal hij een volledig eigen stijl ontwikkelen, met veel aandacht voor het kleur. De kunst van Saverys is één groot feest van kleur en licht, vrolijk en zwierig. Hij hield van de natuur in ieder jaargetijde en hij hield van stillevens met bloemen en wild. Naast zijn schilderkunst ontwierp hij ook decors voor een toneelvereniging in Deinze en praalwagens en kostuums voor kunststoeten.
Jules
Daems (1858 - 1929)
Zijn grote verdienste was het stichten van de stedelijke Muziekschool te Deinze in 1886. Als stichter-directeur èn leraar bleef hij op post tot 1920 en maakte van de school één der bloeiendste van het land. Jongens en meisjes waren toegelaten vanaf de leeftijd van 7 jaar, de lessen waren kosteloos en de stad voorzag in eventuele schoolbehoeften. Het eerste jaar reeds kon Jules Daems 146 leerlingen inschrijven, wat getuigde van de kunstzinnigheid van het kleine stadje Deinze.
Hubert
Malfait (1898 -1971)
Geboren
Astenaar, kwam op jonge leeftijd al in contact met Emile Claus.
Die leerde hem het licht observeren en gaf hem oefeningen in het buiten
schilderen. Malfait studeerde aan
de Academie voor Schone Kunsten in Gent en zal gedurende zijn loopbaan als
schilder, vooral bekend worden als expressionist. Hij schilderde graag portretten, maar was eveneens sterk
geboeid door het landelijke leven. Hij
was gehuwd met de befaamde pianiste Solange De Gryse.
Dr.Adriaan
Martens (1885 - 1968)
Een
ver buiten de gemeente gekende Astenaar was Dr. Adriaan Martens (1883-1968), die
in 1912 te Deinze kwam wonen en praktijk uitoefenen.
Betrokken bij het aktivisme in 1914-18 vluchtte hij naar Middelburg, werd
hier ter dood veroordeeld, kreeg nadien amnestie, en kwam zich te Astene
vestigen. Hij werd de vader van de
dieetleer. Van heinde en verre
kwamen de patiënten omwille van zijn uitzonderlijke reputatie.
Omwille van zijn wetenschappelijk medisch werk werd hij tot lid benoemd
in 1938 van de pas opgerichte Akademie voor wetenschappen.
De Walen en de franskiljons verzetten zich tegen die benoeming, maar
Spaak, Huysmans en Van Cauwelaert en de hele Vlaamse beweging verdedigde ze. De regering Spaak viel over de zaak Martens.
Als
eerste specialist inwendige ziekten en dieetleer bouwde Dr. Martens zijn privé
polikliniek in de Emiel Clauslaan. Het
gebouw werd ontworpen door architect H. Van de Velde.
Het geheel is nu als privéwoning ingericht.
Rechtover
de polikliniek, op een perceel palend aan de Leie, werd zijn villa
"Landing" opgericht, eveneens een ontwerp van H. Van de Velde. De villa werd in 1983 verbouwd tot restaurant.
Langs dezelfde kant van de E. Clauslaan werden zijn dieetkliniek en labo gebouwd in villastijl, naar een ontwerp van architect L. Viérin. Sinds 1969 is hier het Centraal Huis van de Zusters Cisterciënzerinnen van Maria Middelares van Gent ingericht.
GEBOUWEN
Merkwaardige gebouwen heeft Astene nauwelijks.
- het huis ontworpen door Henri Van de Velde (Wallebeke)
- Villa Zonneschijn
- de historische hoeven
-
de Ceder als herbouw van het kasteel van Astene.
De
Samenwerkende Maatschappij "Vooruit" (Vrijdagsmarkt 8 te Gent) kocht
het kasteel op 28.09.1928 en verkocht het op 26.11.1951 aan de Mutualistische
Solidariteit (adres in het Frans opgegeven: rue de l'Abbaye 22-24 Eisene
(Brussel).
Het
kasteel was in 1928 eigendom van de kinderen van Genoveva Johanna Francisca
Maria Ghisiena Juliana de Kerckhove de Denterghem (geboren 1884), weduwe van
Sixtus Pieter Maria Leo Ruffo de Bonneval de la Fare des comtes de Sinopoli et
de Calabre (geboren 1883). Genoveva
de Kerchove de Denterghem erfde het kasteel van haar vader Octaaf (gehuwd met
gravin Maria du Val de Beaulieu) die het erfde van zijn kinderloze broer Astere
Maria Coleton Ghisienus (geboren 05.06.1817) weduwnaar van Ciementina Maria
Paulina Ghislena Pycke de Peteghem en echtgenoot van Anna Christina
Mandat-Garcey, eredame van Hare Majesteit de Koningin der Belgen.
Astere
(en Octaaf) erfden van hun vader Eugene de Kerchove de Denterghem, en van hun
moeder Cecilia Maria Hopsomere de Gampelaere.
Maar
vestigen we toch even de aandacht op het huis " 't Kleen Werkent
Kasteel" met opvallend portaal, voorzien van vier beelden van Antoon Van
Parijs. Dit huis werd in 1929 gebouwd voor en door bouwondernemer Van
de Ginste (Kapeliestraat 103).
Voor
het huis van de familie Van de Ginste werd, tot het jaar 1954, door het Sint
Pietersvuur gesprongen, terwijl de jeneverfles werd doorgegeven van hand tot
hand, een van de oude en door het christendom aangepaste heidense gebruiken;
2000 jaar oud gebruik of ouder, meegebracht door de westnederfranken uit het
oosten in de 4de - 5de eeuw, de tijd van de volksverhuizingen.
Zij vierden met dat feest de midzomerzonnewende (midsummernightdream!) en
het vuur had een zuiverende betekenis. Tegenhanger
van dit heidens feest was het midwinterzonnewendefeest of het joelfeest, het
weer langer worden van de dagen, de overwinning van het licht op de duisternis,
van het goed op het kwaad: kerstdag, te vieren tot "dertienavond"
(twelfth night) d.w.z. driekoningen.
DE
ASTENSE GEMEENTERAAD NA W.O.II
August
Leroy was nog altijd burgemeester toen in mei 1940 ons land in W.O.II betrokken
werd. Hij was toen 75 jaar.
De bezetter vaardigde een besluit uit dat mensen boven de 70 jaar geen
burgemeestersambt meer mochten uitoefenen.
Door de secretaris-generaal voor binnenlandse zaken werd Rudolf Versele
tot burgemeester benoemd.
In
september 1944 kwam Leroy als burgemeester terug.
Hij bleef, burgemeester-in-naam maar Rene Van den Abeele deed het werk.
In
1946 waren er nieuwe gemeenteraadsverkiezingen.
Leroy deed niet meer mee. Maar
Astene zat met problemen. De
benoeming van de eerste kandidaat van de winnende lijst tot burgemeester werd
van hoger hand niet aanvaard. Dan
maar de tweede voorgesteld; maar die kon niet benoemd worden.
Dan maar de derde; maar die werd van hogerhand ook afgewezen.
Dan maar de vierde. Dat was
Prudent Rickaert. Intussen was het
al 1948. Rickaert bleef
burgemeester tot 1970 en werd in de uitoefening van het ambt sterk gesteund door
een degelijke secretaris Urbain Van den Heede, gemeentesecretaris te Astene
sedert juli 1940, vast benoemd in 1941; nadien ook
secretaris te Deurie. Hij bleef
secretaris van Astene tot en met 1970. De
samenvoeging der gemeenten veranderde de functies.
In de recente geschiedenis noteren we dat:
- de beslissing waterleiding te Astene aan te leggen in 1954 genomen werd;
- Maurice Van der Linden in 1954 Leon Danneels verving als voorlopig schoolhoofd omdat die ziek was. Leon Danneels ging op 01.09.1962 met pensioen. Vanderlinden volgde hem op tot 1968;
- de kerktoren in 1954 herbouwd werd;
- het dak van de kerk in 1957 vernieuwd werd;
- in 1957 veldwachter Maurice De Waele ermee stopte en vervangen werd door Renatus Campe;
- verkavelingen van 1959 af volop begonnen door de verkoop van gronden en het trekken van nieuwe straten
- in 1963 begon de Kerselaarslaan aangelegd te worden.
- het voetbalplein van S.K. Deinze lag aan de Gampelaere-dreef en de spoorweg (thans Joos Vijdtiaan)
tot het einde der jaren zeventig, toen het verhuisde naar het Burgemeester Van De Wielestadion.
Die
spoorwegovergang was gelijkgronds tot 1980 en met een schuifhek en later met
slagbomen - altijd gesloten, op een doorgang voor voetgangers na, die pas dicht
ging als er een trein kwam. Als een
auto over die spoorweg moest, dan moest die zo claxoneren dat men dat in het
seinhuisje kon horen. Daar draaide
men de bareel open, of sloot ze helemaal. Eens
de auto over de spoorwegovergang, ging de bareel weer dicht, behalve voor
voetgangers (en fietsers die wel moesten afstappen).
Zo zacht was het verkeer daar. Dat
veranderde natuurlijk in de jaren 60 toen de Kerselaarslaan, nadien ook de
Gampelaeredreef en op Petegem de Kouterlosstraat en de wijk Zonneschijn enz.
werden uitgebouwd tot wooncentra.
De
laatste gemeenteraadssamenstelling te Astene in 1965:
Prudent
Rickaert in de raad sedert 1939, burgemeester sedert 1948 en in 1965 opnieuw.
Achiel
Christiaens - ook sedert 1939 in de raad, sedert 1959 2de schepen.
Maurice
Leroy sedert 1953 in de raad (zoon van August; vader van Silvaan).
Rene
Van den Abeele, sedert 1959 1ste schepen.
Alois
Lavent, sedert 1959 in de raad.
Albert
Beyens, sedert 1959 in de raad.
Roger
de Witte, sedert 1965 in de raad.
Clara
Rogge, sedert 1965 in de raad.
Adolf
Van den Heede, sedert 1965 in de raad.
Deze
raad sprak zich op 10 mei 1967 tegen de fusie uit (met 7 tegen en 2 voor). In 1968 had de gemeenteschool nog 1 klas en nog 6 leerlingen
en besliste deze raad de school af te schaffen.
Aan de muziekschool van Deinze vroeg men wel de oprichting te Astene van
een afdeling. In de jaren 60 is de
grootste bedrijvigheid van de raad het goed (of af) keuren van bouwaanvragen en
aanvragen voor verkavelingen.
Op 31 december 1970 houdt Astene op zelfstandig te bestaan en op 1 januari 1971 is het een deelgemeente van Deinze (met Petegem en Zeveren). Op 1 januari 1977 werden daar nog zeven gemeenten bijgevoegd. Deinze bestaat heden uit 11 gemeenten.
Maar
nu na meer dan 30 jaar fusie, zijn die deelgemeenten, die administratief niet
meer bestaan, toch nog levende gemeenschappen. 1200 jaar geschiedenis schrapt
men niet met een administratieve pennentrek.
PASTOORS
TE ASTENE
Hyppoliet
De Pourcq (1894-1900)
Petrus
Van Wambeke (1900-1914)
Charies
Van Quickelberghe (1914-1926)
Hyacinth
Lippens (1926-1929)
Georges
Van Hoorebeke (1929-1939)
Henri
Stas (1940-1952)
Laurent
De Braeckeleer (1952-1975)
Gerard
Linthout (1975-1981)
Fritz
De Waele (1982-1991)
Guido De Jaeger (1992)
Informatiebron:
Brochure "Een duik in de geschiedenis van Astene" naar de hand van Herman Maes, geschreven ter gelegenheid van "1 dag Astene" ingericht door het gelijknamige comité bestaande uit Kris Vereecken, Johan Detavernier, Geert Basijn, (wijlen) Marc Bekaert en Hugo Van Hoey.